Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling

Algemene grondslagen voor waardering en resultaatbepaling

Terug naar navigatie - Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling - Algemene grondslagen voor waardering en resultaatbepaling

De jaarrekening is opgesteld met inachtneming van de voorschriften zoals opgenomen in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) en de verordening ex artikel 212 Gemeentewet, waarin door de gemeenteraad op d.d. 12 december 2024 de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede de regels voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie zijn vastgesteld. De in de onderhavige jaarrekening gehanteerde grondslagen voor waardering en resultaatbepaling zijn gebaseerd op de veronderstelling van continuïteit van de gemeente.

Algemene grondslagen voor het opstellen van de jaarrekening
Waardering van passiva en activa alsmede de bepaling van het resultaat vinden in principe plaats op basis van historische kosten. Activa en passiva zijn opgenomen tegen nominale waarde, tenzij in deze grondslagen anders is vermeld. Baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben, onverschillig of zij tot inkomsten of uitgaven in dat jaar hebben geleid. Baten en lasten, waaronder ook begrepen de heffing van de vennootschapsbelasting, worden daarbij verantwoord tot hun brutobedrag. Verliezen en risico’s die hun oorsprong vinden voor het einde van het begrotingsjaar worden genomen als zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden.

Personeelslasten worden in principe toegerekend aan het boekjaar waarop ze betrekking hebben. Als gevolg van het formele verbod op het opnemen van voorzieningen c.q. schulden uit hoofde van jaarlijks terugkerende arbeidsgerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume, worden sommige personele lasten verantwoord in het jaar dat uitbetaling plaats vindt. Voor arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van een jaarlijks vergelijkbaar volume wordt dan ook geen voorziening getroffen of op andere wijze een verplichting opgenomen.

De algemene uitkering is opgenomen conform de best mogelijke schatting gebaseerd op basis van de laatst beschikbare informatie. Ten aanzien van het component aangaande de accresmededeling wordt deze opgenomen conform de in verslagjaar t laatst gepubliceerde accresmededeling. Doorgaans is deze accresmededeling opgenomen in de septembercirculaire. De gevolgen van het bijgestelde accres zoals opgenomen in de meicirculaire van het verslagjaar t+1 worden verantwoord in de jaarrekening van het op het verslagjaar volgend boekjaar.

Dividenden zijn verantwoord in het jaar waarin het besluit tot toekenning van het dividend door de Algemene vergadering van de vennootschap is genomen.

Ter wille van de vergelijkbaarheid kunnen de vergelijkende cijfers als gevolg van presentatiewijzigingen in de detaillering en de toelichting van de posten enigszins zijn aangepast. De presentatiewijzigingen zijn in het geheel van de jaarrekening van de te verwaarlozen betekenis. Verder wijkt de presentatie in hoofdlijnen niet af van de jaarrekening 2023. 

Algemene grondslagen voor de rechtmatigheidsverantwoording

De in de jaarrekening opgenomen rechtmatigheidsverantwoording is opgesteld op basis van de kaders zoals besloten in de financiële verordening en op basis van de kadernota rechtmatigheid. Dat betekent dat:

  • De rechtmatigheidsverantwoording toeziet op de financiële rechtmatigheid van baten, lasten, balansmutaties, alsmede de baten en lasten inzake de specifieke uitkeringen op grond van art. 17 Financiële-verhoudingswet;
  • De financiële rechtmatigheid waaronder het voorwaardencriterium, het begrotingscriterium en het misbruik & oneigenlijk gebruik criterium omvat:
    • Voor het voorwaardencriterium bestaat de norm uit het normenkader zoals op 4 april 2024 door de raad is vastgesteld;
    • Voor het begrotingscriterium geldt dat alle overschrijdingen van lasten en investeringskredieten onrechtmatig zijn, waarbij voor een aantal scenario’s in de financiële verordening is beschreven wanneer deze overschrijdingen acceptabel zijn. Voor over- en onderscheidingen van baten, onderschrijdingen van lasten en onderschrijdingen van investeringskredieten geldt dat deze als onrechtmatig zijn aangemerkt indien ze niet tijdig aan de raad zijn gemeld.
    • Ten aanzien van het M&O criterium is de nota M&O beleid van onze organisatie leidend bij het voorkomen en opsporen van misbruik en oneigenlijk gebruik. Omdat alleen bij misbruik sprake is van een onrechtmatigheid zijn eventuele gevallen van misbruik (mits cumulatief met andere fouten of onduidelijkheden boven de verantwoordingsgrens) opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording.
  • De rechtmatigheidsverantwoording is opgesteld binnen de kaders van de kadernota rechtmatigheid 2024 van de Commissie BBV alsmede onze eigen financiële verordening. Dit betekent dat:
    • Een verantwoordingsgrens van 1% (zijnde €2.273.772) is gehanteerd waarboven cumulatieve fouten en onduidelijkheden in de rechtmatigheidsverantwoording worden opgenomen;
    • Een rapporteringstolerantie van €100.000 is gehanteerd waarboven fouten en onduidelijkheden in de paragraaf bedrijfsvoering worden opgenomen.

Balans - Vaste activa

Terug naar navigatie - Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling - Balans - Vaste activa

Immateriële vaste activa
De immateriële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de oorspronkelijke verkrijgingsprijs (de inkoopprijs en de bijkomende kosten) of vervaardigingsprijs (de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige directe kosten), verminderd met de ontvangen subsidies en bijdragen van derden, de jaarlijkse afschrijvingslasten en afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen. Duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.

De kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief zijn onder de volgende voorwaarden geactiveerd:

  • Het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen.
  • De technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien staat vast.
  • Het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut genereert.
  • De uitgaven die aan het actief toe te rekenen zijn, zijn betrouwbaar zijn vast te stellen.

De kosten van onderzoek en ontwikkeling worden volledig afgeschreven in maximaal vijf jaar.  De onder de kosten van onderzoek en ontwikkeling geactiveerde voorbereidingskosten voor grondexploitaties voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • de kosten passen binnen de kostensoortenlijst (artikel 6.2.4) van het Bro;  en
  • de kosten blijven maximaal vijf jaar geactiveerd staan onder de immateriële vaste activa. Na maximaal vijf jaar hebben de kosten geleid tot een actieve grondexploitatie, danwel worden deze afgeboekt ten laste van het jaarresultaat; en
  • plannen tot ontwikkeling van de grond waarvoor de voorbereidingskosten worden gemaakt, hebben bestuurlijke instemming, blijkend uit een raads- of - indien gedelegeerd- collegebesluit.

Bijdragen aan activa in eigendom van derden worden geactiveerd indien aan de volgende vereisten is voldaan:

  • Er is sprake van een investering door een derde.
  • De investering draagt bij aan de publieke taak.
  • De derde heeft zich verplicht tot het daadwerkelijk investeren op een wijze zoals is overeengekomen.
  • De bijdrage kan door de gemeente worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.

Op de geactiveerde bijdragen aan activa in eigendom van derden wordt afgeschreven, waarbij de afschrijvingsduur maximaal gelijk is aan de verwachte gebruiksduur van de activa (bij derden) waarvoor de bijdrage aan derden is verstrekt.

Materiële vaste activa
Materiële vaste activa zijn fysiek aanwezige activa. Het BBV kent de volgende soorten materiële vaste activa:

  • investeringen met een economisch nut;
  • investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven;
  • investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.

Investeringen hebben een economisch nut indien ze verhandelbaar zijn en/of indien ze kunnen bijdragen aan het genereren van middelen. Alle investeringen met een economisch nut > €20.000 worden conform de financiële verordening geactiveerd.
Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut >€50.000 worden geactiveerd en over de gebruiksduur afgeschreven. Alle materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de oorspronkelijke verkrijgingsprijs (de inkoopprijs en de bijkomende kosten) of vervaardigingsprijs (de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige directe kosten (waaronder overheadkosten), verminderd met de ontvangen subsidies en bijdragen die direct gerelateerd zijn aan het actief, de jaarlijkse afschrijvingslasten en afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen. Duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.
Ten aanzien van investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut geldt tot aan investeringsdatum 31 december 2016 dat eventuele bijdragen uit de reserves in mindering zijn gebracht op deze investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut. Ten aanzien van investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven geldt dat vanuit de spaarcomponent van heffingen gevormde voorzieningen voor toekomstige vervangingsinvesteringen met economisch nut in mindering zijn gebracht op de in het boekjaar gepleegde investeringen met economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing is geheven. Over het resterende bedrag wordt afgeschreven.

De op de oorspronkelijke verkrijgings- of vervaardigingsprijs toegepaste jaarlijkse afschrijvingen corresponderen met een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur (kortste van de geschatte economische levensduur óf technische gebruiksduur) van de geactiveerde objecten en voorzieningen.
De gehanteerde afschrijvingstermijnen zijn opgenomen in de financiële verordening 2024 zoals laatstelijk vastgesteld door de gemeenteraad in haar vergadering d.d. 12 december 2024. Uitgangspunt is de lineaire afschrijvingsmethode, die tot een evenredige spreiding in de tijd van de afschrijvingslasten leidt. De annuïtaire afschrijvingsmethode is toegestaan als er aan de investering een rijksvergoeding is gekoppeld (die berekend is op annuïteitenbasis) of als er een tarief of bijvoorbeeld een huuropbrengst op gebaseerd is. Afschrijving start in het jaar waarin het kapitaalgoed gereed komt/verworven wordt en vanaf het moment dat het door de gemeente in gebruik kan worden genomen. In het 1e jaar wordt een half jaar afschrijving wordt berekend en een half jaar rente. Met ingang van het tweede jaar wordt de volledige rente en afschrijving berekend. Afschrijvingen geschieden daarnaast onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar. Op gronden wordt niet afgeschreven, tenzij de grond deel uitmaakt van een investering in de openbare ruimte met maatschappelijk nut. Eventuele boekwinsten bij inruil of afstoting van een kapitaalgoed zijn als incidentele bate in de jaarrekening verwerkt.

Schattingswijziging 
Bij gemeente Maashorst is sprake geweest van  schattingswijzigingen.  Op basis van het raadsbesluit  Cirkel/Mulderke optimalisatie schoolgebouw (23 mei 2024) is de boekwaarde van 5 activa volledig afgeboekt (inhaalafschrijving) en worden 6 bestaande activa over de langere resterende levensduur van 26 jaar afgeschreven. De bestaande (rest)boekwaarden zijn niet herrekend, maar worden over de langere verwachte gebruiksduur afgeschreven.  Dit geldt ook bij twee sportaccommodaties in Schaijk en Zeeland, waarbij voor 4 activa de afschrijvingstermijn verlengd zijn van 15 naar 30 jaar (dit is in lijn gebracht met de financiële verordening).

De impact van de inhaalafschrijving betreft €122.205 voor 2024 en de impact van herziening afschrijvingstermijn voor 2024-2028 respectievelijk €101.254, €100.426, €99.598, €98.771 en €97.944. 

Buiten gebruik gestelde vaste activa
Indien een vast actief buiten gebruik is gesteld, heeft op het moment van buitengebruikstelling een afwaardering van de boekwaarde plaatsgevonden naar de lagere restwaarde.

Afschrijvingstermijnen
De volgende afschrijvingstermijnen, zoals ook vastgelegd in de financiële verordening, zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 12 december 2024, zijn van toepassing:

Riolering
1 Gemaal: pomp (2 per gemaal) 15 jaar
2 Gemaal: put 60 jaar
3 Gemaal: schakelkast 30 jaar
4 Persleiding 40 jaar
5 Minigemaal: pomp 15 jaar
6 Minigemaal: put 60 jaar
7 Minigemaal: schakelkast 15 jaar
8 Vacuümstationput 60 jaar
9 Vacuümpomp 20 jaar
10 Vuilwaterpomp 15 jaar
11 Vacuüm: schakelkast 30 jaar
12 Koelsysteem 20 jaar
13 Vacuüm: afsluiters 25 jaar
14 Vuilwaterverzameltank 30 jaar
15 Vacuüm- en persleiding 60 aar
16 Vacuümput 60 jaar
17 Vacuümput - mechanisch 30 jaar
18 Vrijval riolering 80 jaar
19 Gemalen, bouwkundig 60 jaar
20 Persleidingen en infiltratievoorzieningen, drainage/DT riolering 40 jaar
21 Drukriolering, elektrisch mechanisch, IBA’s 20 jaar
Woonruimten
22 Stichting 40 jaar
23 Renovatie 25 jaar
24 Verbouwing en uitbreiding 10 jaar
Gebouwen
25 Nieuwbouw schoolgebouwen 40 jaar
26 Nieuwbouw gebouwen sport, MFA en cultureel 40 jaar
27 Nieuwbouw kantoren en bedrijfsgebouwen 40 jaar
28 Renovatie gebouwen (bij gebouwen sport, MFA, Cultureel, kantoren en bedrijfsgebouwen) 20 jaar
29 Voorzieningen aan gebouwen (semi-permanent/tijdelijk) 15 jaar
30 Technische installaties in bedrijfsgebouwen, veiligheidsvoorzieningen gebouwen 15 jaar
31 Inventaris en stoffering 10 jaar
32 Noodlokalen 10 jaar
33 Zonnepanelen 20 jaar
34 Publieksruimte gemeentehuis 10 jaar
Openbare ruimte
Aanleg en rehabilitatie van grond-,weg-, en waterbouwkundige werken (inclusief de aanleg van parkeergarages/terreinen) gesplitst naar;
35 -Totale constructie asfaltverharding inclusief fundering 40 jaar
36 -Asfaltverharding en dan sec de afvalt tussen- en deklaag 20 jaar
37 -ZOAB en geluidsreducerend asfalt 7 jaar
38 Fietspaden asfalt buitengebied 20 jaar
39 Totale constructie elementverhardingen inclusief fundering 40 jaar
40 Grasbetonstenen langs asfaltwegen buitengebied 40 jaar
41 Grasbetonstenen langs asfaltwegen buitengebied indien alleen ook een deklaagvervanging plaats vindt 20 jaar
42 Openbare verlichting (masten) 40 jaar
43 Openbare verlichting (armaturen) 20 jaar
44 Aanleg begraafplaats 40 jaar
45 Aanleg van parkeerterreinen/garages 40 jaar
46 Aanleg parkeervoorzieningen en bermenverharding middels grasbetonstenen 25 jaar
47 Parkeervoorzieningen (exclusief de aanleg en/of onderhoud en renovatie van parkeerterreinen/ garages 10 jaar
48 Groenvoorzieningen (bomen) 50 jaar
49 Groenvoorzieningen (beplanting) 25 jaar
50 Groenvoorzieningen (gras) 50 jaar
51 Plantsoenen en parken: aanleg en reconstructie 25 jaar
52 Sportterreinen, speelplaatsen en dierenparken 25 jaar
53 Recreatieve voorzieningen 15 jaar
54 Fitnesstoestellen 10 jaar
55 Afscheidingen/overig 30 jaar
56 Verkeersinstallaties, - borden en bewegwijzering 20 jaar
57 Hekwerken en toegangspoorten hondenuitlaatvelden 30 jaar
Overige
58 Vervoersmiddelen 8 jaar
59 Personenauto’s 8 jaar
60 Tractoren 8 jaar
61 Bestelauto’ s en heftrucks 8 jaar
62 Vrachtauto’ s 10 jaar
63 Aanhangwagens 10 jaar
64 Sneeuwploegen 10 jaar
65 Werktuigen en gereedschappen 10 jaar
66 Maaimachines en maai eenheden 10 jaar
67 Natuurgrasveld (fundering/onderbouw) 30 jaar
68 Natuurgrasvelden toplaag 15 jaar
69 Kunstgrasvelden (fundering/onderbouw) 30 jaar
70 Kunstgrasvelden toplaag 10 jaar
71 Sportmeubilair en terreinafrastering 20 jaar
72 Beregening en drainage speelvelden 30 jaar
73 Kantoor- en schoolmeubilair 15 jaar
74 ICT-Telefooncentrale 5 jaar
75 ICT-Vaste telefoontoestellen 5 jaar
76 ICT-Smartphones (uitgaande van Mid end telefoon) 3 jaar
77 ICT: Bekabeling en communicatielijnen 10 jaar
78 ICT: Kooplicenties Beheer- en systeemsoftware en overige applicaties 5 jaar
79 ICT: Fat laptops, Mobile thin clients 4 jaar
80 ICT: tablets 4 jaar
81 ICT: Netwerkswitches, routers, WIFI e.d. 4 jaar
82 ICT: Werkplekken (thin clients) 5 jaar
83 ICT: Smartboards, schermen vergaderkamers 5 jaar
84 ICT: SAN 4 jaar
85 ICT: Hardware servers 4 jaar
86 Afvalbakken 15 jaar
87 Ondergrondse containers (glas) 15 jaar
88 Ondergrondse containers (restafval) 15 jaar
Aanvullingen (gemeente Uden en Landerd)
89 Civiele kunstwerken (van voor 1980) 70 jaar
90 Civiele kunstwerken (van tussen 1980 en 2000) 80 jaar
91 Civiele kunstwerken van na 2000 100 jaar
92 Grond en sloopwerken 25 jaar
93 Openbare speellocaties (aanleg) 25 jaar
94 Speeltoestellen 10 jaar
95 Installaties m.b.t. verkeersbeheersing en verkeersregeltechniek (VRI) 10 jaar
96 Civieltechnische kunstwerken 30 jaar
97 Woonwagens 15 jaar
98 Woonwagenlocaties 25 jaar

 

(Het gebruiksrecht voor onbepaalde duur op) Software is als afzonderlijk actief opgenomen onder de materiële vaste activa als investering met economisch nut.
De lasten samenhangend met de uitvoering van klein en groot onderhoud, bodemsaneringen en het baggeren van watergangen zijn niet levensduur verlengend en zijn daarom niet geactiveerd, maar direct ten laste van de exploitatie of de gevormde voorziening gebracht.

Erfpacht
In erfpacht uitgegeven gronden worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs, waarbij de uitgifteprijs van eerste uitgifte geldt als verkrijgingsprijs. Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen registratiewaarde. Duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.

Warme gronden
Gronden verworven met het oog op gebiedsontwikkeling, maar waarvoor nog geen operationele grondexploitatie is vastgesteld, worden in de regel geduid als ‘warme gronden’. Conform de notitie grondbeleid in begroting en jaarstukken (2019) worden deze verantwoord onder materiele vaste activa (artikel 52 lid 1 onderdeel a BBV) tegen de verwervingskosten. Het toerekenen (activeren) van andere kosten is daarbij niet toegestaan.


Financiële vaste activa

De financiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de oorspronkelijke verkrijgingsprijs (de inkoopprijs en de bijkomende kosten) verminderd met de jaarlijkse aflossingen, afschrijvingslasten en afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen. Duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen. Zo nodig is een voorziening voor verwachte oninbaarheid op de boekwaarde in mindering gebracht. Participaties in het aandelenkapitaal van NV’s en BV’s (kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen in de zin van het BBV) zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs van de aandelen. Indien de marktwaarde van de aandelen daalt tot onder de verkrijgingsprijs, vindt afwaardering naar deze lagere marktwaarde plaats.

Balans - Vlottende activa

Terug naar navigatie - Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling - Balans - Vlottende activa

Onderhanden werk, waaronder bouwgronden in exploitatie
Het startpunt van een grondexploitatie is het raadsbesluit met de vaststelling van het complex, inclusief grondexploitatiebegroting. Vanaf dat moment wordt de grondexploitatie geopend en kunnen vervaardigingskosten worden geactiveerd.
De onderhanden werken grondexploitatie zijn opgenomen tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, verminderd met de opbrengst wegens verkopen. Indien de boekwaarde de marktwaarde van de grond overschrijdt, wordt een afwaardering naar de lagere marktwaarde verantwoord/wordt een voorziening voor het verwachte negatieve resultaat getroffen. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten (limitatief opgesomd in de kostensoortenlijst zoals opgenomen artikel 6.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening), welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs worden daarnaast een redelijk deel van de indirecte kosten opgenomen en is de werkelijk over vreemd vermogen betaalde rente over het boekjaar toegerekend. De rente is toegerekend over de boekwaarde van de grondexploitatie per 1 januari van het betreffende boekjaar.
Voor winstneming geldt de percentage of completion methode: voor zover gronden zijn verkocht en opbrengsten zijn gerealiseerd wordt tussentijds naar rato van de voortgang van de kosten en de opbrengsten winst worden genomen. Indien aan de volgende voorwaarden is voldaan, bestaat er voldoende zekerheid om winst te kunnen nemen:

  1. Het resultaat op de grondexploitatie kan betrouwbaar worden ingeschat; én
  2. De grond (of het deelperceel) moet zijn verkocht; én
  3. De kosten zijn gerealiseerd (winst wordt naar rato van de realisatie gerealiseerd).

De verliezen op grondexploitaties worden voorzien zodra deze bekend zijn. De voorziening wordt gewaardeerd op contante waarde.  De disconteringsvoet die is gehanteerd in de berekening van de contante waarde ten behoeve van het treffen van een verliesvoorziening voor negatieve grondexploitaties is voor alle gemeenten gelijk gesteld aan het maximale meerjarig streefpercentage van de Europese Centrale Bank voor de inflatie binnen de Eurozone (voor 2024: 2%).

Uitzettingen met een rente-typische looptijd korter dan 1 jaar
De uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid is een voorziening in mindering gebracht. Deze voorziening wordt statisch bepaald.

Overlopende activa
De overlopende activa zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid is een voorziening in mindering gebracht. Deze voorziening wordt statisch bepaald. Onder de nog te ontvangen bedragen zijn de gemaakte voorbereidingskosten voor faciliterende exploitatieplannen of nog te sluiten anterieure overeenkomsten als ‘nog te verrekenen kosten’ opgenomen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. de kosten moeten passen binnen de kostensoortenlijst Wro/Bro; en
  2. de kosten mogen maximaal 5 jaar als overige nog te ontvangen bedragen blijven staan; na maximaal 5 jaar moet het kostenverhaal zijn gerealiseerd dan wel dienen de kosten te worden afgeboekt ten laste van het jaarresultaat; 
  3. er is een besluit door de raad of het college genomen tot het maken van voorbereidingskosten voor faciliterend grondbeleid in een aangewezen gebied voor het ontwikkelen van het exploitatieplan of tot het sluiten van een anterieure overeenkomst.

Liquide middelen
De liquide middelen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.

Balans – Vaste passiva

Terug naar navigatie - Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling - Balans – Vaste passiva

Eigen vermogen
In het BBV worden reserves omschreven als vermogensbestanddelen die als eigen vermogen zijn aan te merken en die vanuit bedrijfseconomisch oogpunt vrij te besteden zijn. De vaststelling van de noodzakelijke omvang van reserves is een zaak van de gemeenteraad. Daarom worden reserves ook wel onderverdeeld in algemene en bestemmingsreserves. Zodra de raad aan een reserve een bepaalde bestemming heeft gegeven, is er sprake van een bestemmingsreserve. Om die reden kunnen bestemmingsreserves naar de situatie per ultimo verslagjaar geen negatieve stand kennen. Heeft een reserve geen bestemming dan wordt het een algemene reserve genoemd. Mutaties in reserves zijn enkel mogelijk op basis van een raadsbesluit genomen voor het einde van het betreffende begrotingsjaar. De reserves worden gewaardeerd tegen nominale waarde.

Voorzieningen
Onder de voorzieningen zijn opgenomen de voorzienbare verplichtingen, verliezen en/of risico’s, voor zover de omvang hiervan redelijkerwijs is in te schatten. De voorzieningen zijn gewaardeerd op nominale waarde. De pensioenverplichting ten behoeve van de wethouders is echter op de contante waarde van de (reeds opgebouwde) toekomstige uitkeringsverplichtingen gewaardeerd. Ook de voorziening op grondexploitatienadelen is gebaseerd op de netto-contante waarde.
De onderhoudsegalisatievoorzieningen stoelen op een meerjarenraming van het uit te voeren groot onderhoud aan (een deel van) de gemeentelijke kapitaalgoederen, waarin rekening is gehouden met de kwaliteitseisen die terzake geformuleerd zijn. In de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen is het beleid nader uiteengezet.

Voorzieningen worden gevormd indien er sprake is van:

  • Verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, doch redelijkerwijs te schatten.
  • Op de balansdatum bestaande risico’s ter zake van bepaalde te verwachten verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs is te schatten.
  • Kosten die in een volgend begrotingsjaar zullen worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren.
  • Bijdragen (spaarcomponent) aan toekomstige vervangingsinvesteringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing wordt geheven.
  • Middelen verkregen van derden, die specifiek besteed moeten worden, met uitzondering van de voorschotbedragen verkregen van Europese en Nederlandse overheidslichamen met een specifiek bestedingsdoel, die dienen ter dekking van lasten van volgende begrotingsjaren.

De vorming van een voorziening, dan wel een dotatie aan een reeds bestaande voorziening, is als een last in het betreffende boekjaar verantwoord. Alle aanwendingen aan voorzieningen zijn rechtstreeks ten laste van de voorziening gebracht en in het verslagjaar niet ten laste van de exploitatie verantwoord. Aan voorzieningen ter egalisatie van (onderhouds)lasten van kapitaalgoederen over meerdere begrotingsjaren ligt een actueel (beheer)plan ten grondslag. Uitgevoerd achterstallig onderhoud is daarbij ten laste van de exploitatie verantwoord. Deze lasten zijn niet ten laste van de gevormde voorziening gebracht. Voorzieningen worden niet gevormd voor jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume. Voor het bepalen van het “jaarlijks vergelijkbaar volume” is een tijdsperiode van vier jaar gehanteerd. Rentetoevoegingen aan voorzieningen zijn niet toegestaan.

Vaste schulden met een rente-typische looptijd van 1 jaar of langer
De vaste schulden zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde (hoofdsom) verminderd met het totaal van de gedane aflossingen. De vaste schulden hebben een rentetypische looptijd van één jaar of langer.