Financiering

Inleiding Financiering

Terug naar navigatie - Financiering - Inleiding Financiering

Het doel van deze paragraaf is om de financiële positie van de gemeente op basis van het door de raad vastgestelde treasurystatuut te evalueren. Daarnaast is de paragraaf een belangrijk instrument voor het transparant maken van de financieringsfunctie. De centrale doelstelling van het treasurybeleid is het beheren van de financiële geldstromen en het beperken van de financiële risico’s voor de gemeente.

De uitvoering van treasury wordt wettelijk geregeld in de Wet Financiering Decentrale Overheden (FIDO). Deze wet regelt dat de uitvoering van de treasuryfunctie binnen de gemeente uitsluitend de publieke taak dient en geschiedt binnen de financiële kaders van de kasgeldlimiet en de renterisiconorm.

Zoals ook te lezen is in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing, sturen we voor gezonde gemeentefinanciën op drie belangrijke pijlers. In onderstaand schema is dit weergegeven.

Dekking/ sluitende begroting wordt nader toegelicht bij de financiële hoofdlijnen van de programmabegroting en in deze jaarstukken.
Risicomanagement/ weerstandscapaciteit wordt nader toegelicht in de paragraaf 'weerstandsvermogen en risicobeheersing'.

In deze paragraaf zal nader ingegaan worden op de derde pijler 'financiering, Wet hof / EMU-saldo en Schuldpositie'.

Financieringsbeleid

Terug naar navigatie - Financiering - Financieringsbeleid

De belangrijkste doelen van ons beleid, zoals vastgelegd in het treasurystatuut zijn:

  • overtollige gelden zetten we alleen uit bij banken of instellingen die voldoen aan de eisen van de Wet Fido en de bijbehorende uitvoeringsregeling;
  • het aantrekken van leningen gebeurt door bij tenminste drie financiële instellingen een offerte aan te vragen;
  • we maken alleen gebruik van financiële instrumenten om risico’s te verkleinen en niet om te speculeren.

Uit deze keuzes blijkt dat we voor een laag risicoprofiel gekozen hebben.

Algemene ontwikkelingen

Terug naar navigatie - Financiering - Algemene ontwikkelingen

Kortlopende financiering
Tot de start van de oorlog in Oekraïne was de kortlopende financieringsrente bij de Europese Centrale Bank (ECB) negatief. Vanwege de forse inflatie door de oorlog (hogere voedsel- en energieprijzen) heeft de ECB de centrale rente diverse malen verhoogd met als doel om de inflatie te remmen. Dit heeft geleid tot een stijging van de kortlopende rente. De huidige rentepercentages voor financieringsmiddelen voor de korte termijn zijn veelal gekoppeld aan de Euribor-rentes en bedraagt momenteel ongeveer 2,6%. Veel experts verwachten de komende tijd een licht dalend renteverloop door verwachte rentedalingen vanuit de Europese Centrale Bank.  

Langlopende financiering (kapitaalmarkt)
Vanwege de renteverhogingen van de ECB is vanzelfsprekend ook de kapitaalmarktrente gestegen. De huidige kapitaalmarktrente (looptijd 25 jaar) ligt rond 3,2%. We verwachten dat deze rente het komende jaar weer licht zal dalen zodra de ECB renteverlagingen gaat doorvoeren.

Financieringsbehoefte

Terug naar navigatie - Financiering - Financieringsbehoefte

De gemeente Maashorst werkt vanuit totaalfinanciering. Alle gemeentelijke inkomsten en uitgaven worden hierbij gesaldeerd voordat we ons op de geld- of kapitaalmarkt begeven. Goed inzicht in het verloop van inkomsten en uitgaven leidt tot betere sturing op de benodigde liquiditeiten voor de komende jaren, de aan te trekken externe financiering en de ontwikkeling van de rentekosten.

In onderstaande tabel vindt u een weergave van de ontwikkeling van de financieringspositie in 2024 middels een kasstroomoverzicht. Een kasstroomoverzicht is een overzicht van de feitelijke geldstromen die in een organisatie in de loop van een boekjaar binnenkomen en uitgaan. Op basis van dit overzicht kan geconcludeerd worden dat we 2024 afsluiten met een licht financieringstekort. Zoals zichtbaar is in het overzicht in de programmabegroting 2025 zal er in 2025 naar verwachting een nog forser financieringstekort zijn, waardoor een langlopende lening afgesloten zal moeten worden. De forse negatieve kasstroom overstijgt namelijk de kasgeldlimiet.
Het meerjarig beeld van de financieringspositie is wel lastig te bepalen. Een aanzienlijk aantal investeringen dient nog opgepakt te worden. Zie hiervoor de bijlage 'Staat van onderhanden werken inclusief MIP'. Ook realisaties binnen de grondexploitaties zijn soms moeilijk te plannen. Vertragende omstandigheden hierbij zijn ecologische/ geologische vondsten, lopende procedures, het stikstof- en het PFAS-besluit.

Inzicht rentelasten/-baten

Terug naar navigatie - Financiering - Inzicht rentelasten/-baten

De BBV-voorschriften schrijven voor dat we ook inzicht moeten geven in de rentelasten, het renteresultaat, de financieringsbehoefte en de manier waarop we rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden toerekenen.

Schematisch kan de rentetoerekening als volgt weergegeven worden (bedragen in miljoenen):

   

Begroot 2024

inclusief wijzigingen

Werkelijk

2024

a. De externe rentelasten over de korte en lange financiering € 2.006 € 2.022
b. De externe rentebaten (idem) € -374 - € 380 
  Totaal door te rekenen externe rente € 1.632 € 1.642 
c1. De rente die aan de grondexploitatie moet worden doorberekend - € 724  - € 724 
c2.  De rente van projectfinanciering die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend - € 117  - € 117 
c3.

De rentebaat van doorverstrekte leningen indien daar een specifieke lening voor is aangetrokken (= projectfinanciering), die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend

€ 224 € 211 
    - € 617 - € 629 
  Saldo door te rekenen externe rente € 1.015 € 1.012 
d1. Rente over eigen vermogen € 0 € 0 
d2. Rente over voorzieningen € 30 € 30 
  Totaal aan taakvelden toe te rekenen rente € 1.045 € 1.043 
e. De aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag) € 1.187 € 1.238 
f. Renteresultaat op het taakveld Treasury (-=positief, +=negatief) - € 142 - € 195 

Ad. a: Betreft de rentelasten over de reeds opgenomen langlopende geldleningen en de rente over kortlopende financiering (rekening-courant en kasgeldleningen).
Ad. b: Betreft de renteopbrengsten over de verstrekte langlopende leningen aan Area en derden en overige rentebaten (bijv. rente startersleningen).
Ad. c1: De toe te rekenen rente aan de grondexploitatie (Bouwgronden In Exploitatie) betreft het gewogen gemiddelde rentepercentage van de bestaande leningenportefeuille van de gemeente, naar verhouding vreemd vermogen/totaal vermogen, indien geen sprake is van projectfinanciering (volgens de notitie grondexploitaties 2016 van de commissie BBV). Voor 2024 is dit 1,71%. 
Ad. c2: Wanneer specifieke leningen extern zijn aangetrokken om deze vervolgens voor hetzelfde bedrag door te verstrekken aan een derde partij, wordt dit ook gezien als projectfinanciering. Dit betekent dat de rentelasten en -baten niet opgenomen worden in de renteomslag. Voor Maashorst betreft dit 2 geldleningen die doorgeleend zijn aan woningbouwcorporatie Area.
Ad. c3: Dit betreft de rentebaten van de doorgeleende geldleningen aan stichting Area en overige rentebaten (zie ook C2).
Ad. d1: Binnen de gemeente Maashorst wordt er geen rente toegevoegd aan reserves.
Ad. d2: Dit betreft de rentetoevoeging aan de voorziening nr. 7503001 Afkoop onderhoud begraafplaats (4,0%). Deze voorziening is op contante waarde gewaardeerd. In dat geval is rentetoevoeging aan de voorziening toegestaan.
Ad. e/f: De totaal aan taakvelden toe te rekenen rente bedraagt €1.041.000. De omslagrente wordt berekend door de werkelijk aan de taakvelden toe te rekenen rente (in euro’s) te delen door de boekwaarde per 1 januari van de vaste activa die integraal zijn gefinancierd. Op basis van de uitgangspunten in de BBV notitie rente, mag het omslagpercentage worden afgerond om een consistent percentage te kunnen hanteren.

Het te hanteren omslagpercentage is voor 2024 (bij besluit in de 2e tussentijdse rapportage 2024) vastgesteld op 0,6%. Door het afronden van het omslagpercentage ontstaat verder een renteresultaat. Zoals te zien is in het renteschema is het werkelijke renteresultaat €53.000 lager dan begroot. 

Wet Hof/ EMU-saldo

Terug naar navigatie - Financiering - Wet Hof/ EMU-saldo

De Europese regeringsleiders hebben in 2011 afspraken gemaakt om de financiële stabiliteit van de EU en de eurozone te waarborgen. De Europese afspraken ten aanzien van begrotingsdiscipline zijn in Nederland opgenomen in de Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet Hof). Voor decentrale overheden vloeien hier verplichtingen uit voort.

Schatkistbankieren
Om de overheidsschuld en het financiële risico voor decentrale overheden te verminderen wil het kabinet dat gemeenten hun overtollige middelen niet meer overal kunnen stallen. Hiervoor is per 15 december 2013 de Wet Schatkistbankieren van kracht geworden. Deze wet verplicht alle decentrale overheden om hun overtollige (liquide) middelen, boven een bepaald drempelbedrag, aan te houden in de schatkist. Het woord ‘overtollig’ verwijst naar alle middelen die decentrale overheden niet onmiddellijk nodig hebben voor de publieke taak. Een decentrale overheid behoudt, op basis van de wet Fido, de mogelijkheid om leningen te verstrekken en uitzettingen te verrichten uit hoofde van de publieke taak. Deelname aan Schatkistbankieren verandert daar niets aan.
Vanaf 1 juli 2021 is de drempel voor gemeenten voor verplicht Schatkistbankieren verhoogd van 0,75% naar 2% van het begrotingstotaal bij aanvang van het jaar. Het minimum drempelbedrag is ook verhoogd van € 250.000 naar € 1 miljoen.

De komende jaren verwachten wij, als gevolg van de grote onderhanden werken positie, geen overtollige middelen te bezitten. De financiële gevolgen van het verplicht Schatkistbankieren zijn naar verwachting voor onze gemeente dan ook te verwaarlozen. Zoals in onderstaand overzicht is waar te nemen is in 2024 het drempelbedrag niet overschreden. Derhalve is voldaan aan het Schatkistbankieren.

Wet Hof

Beleid
Het doel van de Wet Hof is ervoor te zorgen dat Nederland voldoet aan de binnen Europa afgesproken norm van maximaal 3% tekort op de begroting. De 3%-norm is daarbij doorvertaald naar een aandeel voor de decentrale overheden. Het Rijk hanteert een zogenaamde 'macronorm' voor de drie decentrale overheden gezamenlijk. Het Rijk en de decentrale overheden hebben elkaar gevonden in een macro Economische en Monetaire Unie (EMU)-norm van -0,5 procent van het Bruto Binnenlands Product (BBP) per jaar voor de periode 2024 tot en met 2026. Het gemeentelijk aandeel in de macronorm bedraagt -0,34 procent en wordt per individuele gemeente verdeeld op basis van het begrotingstotaal. De individuele EMU-referentiewaarde betreft geen norm maar een indicatie van het aandeel dat de gemeente in de gezamenlijke tekortnorm heeft. Dat betekent dat er geen (individuele) sancties van toepassing zijn. Deze meerjarige afspraak is besloten om tot en met 2026 bestuurlijke rust en duidelijkheid te creëren voor alle partijen inzake de EMU-norm. Zodra er wel sancties volgen, gaan wij daar op sturen.

Inzicht in individuele EMU-saldi
Het EMU-saldo geldt binnen de Europese Unie als een indicator om de gezondheid van de overheidsfinanciën te kunnen bepalen. Het EMU-saldo is het verschil van inkomsten en uitgaven en geeft aan of sprake is van een overschot of een tekort.
Het werkelijke EMU-saldo 2024 van de gemeente Maashorst is  - € 18,4 miljoen. Hiermee overschrijden we de norm van - € 2,1 miljoen ruim. In de primitieve begroting was een overschrijding van € 0,5 miljoen geraamd, maar vanwege extra investeringen en grondaankopen is het tekort groter geworden.  Zoals hierboven beschreven worden door het Rijk geen sancties opgelegd. 

Het meerjarige inzicht (inclusief geprognotiseerde balans) is opgenomen in de Programmabegroting 2025.

Schuldpositie

Terug naar navigatie - Financiering - Schuldpositie

Financieringsbeleid
Het financieringsbeleid is er op gericht om zo lang mogelijk de uitgaven met “kort geld” te financieren en pas vaste leningen aan te trekken wanneer dat noodzakelijk is. Wij streven er naar de benodigde leningen tegen zo laag mogelijke kosten aan te trekken en tegelijkertijd de renterisico’s te beheersen. Door een meerjarige raming van het financieringstekort proberen we dit zo goed mogelijk in beeld te brengen. De liquiditeitsbehoefte in onze gemeente wordt in belangrijke mate bepaald door investeringen en ontwikkelingen binnen het grondbedrijf.
Onderstaand een overzicht van het verloop van onze langlopende schuld.

Jaar Totaalbedrag langlopende schuld per 31 december
2019 € 79 miljoen
2020 € 68 miljoen
2021 € 61 miljoen
2022 € 74 miljoen
2023 € 68 miljoen
2024 € 61 miljoen

 

Risico's
Onder risico’s worden met name renterisico’s (van vaste schuld en vlottende schuld) verstaan.
Voor de toetsing van het renterisico heeft de overheid twee instrumenten gedefinieerd, namelijk de kasgeldlimiet en de renterisiconorm.

De kasgeldlimiet geeft aan hoeveel de gemeente kort mag financieren als percentage van de begroting. De toegestane kasgeldlimiet bedraagt 8,5% van het begrotingstotaal.

De renterisiconorm heeft als doel om het renterisico bij herfinanciering te beheersen. De renterisiconorm houdt in, dat de jaarlijkse verplichte aflossingen en de renteherzieningen niet meer mogen bedragen dan 20% van het begrotingstotaal bij aanvang van het jaar.

 

Kasgeldlimiet

Verantwoording benutting kasgeldlimiet 2024 (bedragen x € 1.000)

Stap Variabelen kasgeldlimiet Kwartaal 1 Kwartaal 2 Kwartaal 3 Kwartaal 4
1. Netto vlottende schuld (+) of Overschot middelen (–) -284 -2.104 -1.195 2.405
2. Kasgeldlimiet 15.867 15.867 15.867 15.867
3a. Ruimte onder de kasgeldlimiet (2>1) -16.151 -17.970 -17.062 -13.461
3b. Overschrijding van de kasgeldlimiet (1>2) n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
           
  Berekening kasgeldlimiet        
2a. Begrotingstotaal 186.665      
2b. Percentage regeling 8,5%      
  Kasgeldlimiet (2a x 2b) 15.867      

Volgens de wet Fido mag de kasgeldlimiet gedurende maximaal drie achtereenvolgende kwartalen worden overschreden. In 2024 is de kasgeldlimiet niet overschreden. 

Renterisiconorm

Het renterisico met betrekking tot de renterisiconorm gaat over de contractuele renteherzieningen en de aflossingen op de vaste schuld. Het renterisico wordt verkleind door aflossingen in de tijd te spreiden. Het renterisico wordt in een jaar getoetst aan de renterisiconorm. Deze wordt berekend door een vastgesteld percentage (20%) te vermenigvuldigen met het begrotingstotaal.
Het renterisico kan worden gestuurd door bij het aantrekken van nieuwe langlopende financieringsmiddelen rekening te houden met de vervaldata en renteherzieningen van de bestaande schuld.
In onderstaand overzicht wordt de renterisiconorm en het renterisico uiteengezet.

Stap Variabelen Renterisiconorm 2024
1. Renteherzieningen 0
2. Aflossingen opgenomen geldleningen 6.475
3. Renterisico op de vaste schuld (1+2) 6.475
4. Renterisiconorm 37.333
5. Ruimte onder de renterisiconorm (4 -/- 3) 30.858
     
  Berekening renterisiconorm  
4a. Begrotingstotaal 2024 186.665
4b. Vastgesteld percentage 20%
4. Renterisiconorm (4a.* 4b. / 100) 37.333